Jeroen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Over een stripboek over taalwetenschap.

Hoe vertel je niet-gespecialiseerde mensen over de fantastische wonderen der taal?

Een paar mensen in Nederland hadden het uitstekende idee om dat via een stripverhaal te doen. Het specifieke onderwerp van het boek is taalontwikkelingsstoornissen. Alle kinderen leren hun moedertaal even makkelijk. Sommige kinderen zijn langzamer dan anderen. Sommigen maken ook fouten die man op grond van hun leeftijd niet zou verwachten. Alle kinderen maken “fouten”, door bijvoorbeeld sterke werkwoorden als zwakke te vervoegen, bijvoorbeeld “zij loopte” in plaat van “zij liep”, og ze zeggen “schippen” in plaats van “schepen”. Dat is eigenlijk alleen maar goed, want het geeft aan dat ze de regels van vervoeging en van meervoudsvorming al kennen, alleen nog niet de onregelmatigheden. Maar sommige kinderen blijven fouten maken, ook andere type fouten, niet alleen met onregelmatigheden in taal.

het grote tos mysterie 1
De achterkant van het boek

Het stripboek dat taalkundige Imme Lammertink en illustrator, striptekenaar en auteur Wouter Goudswaard samen hebben gemaakt, gaat over kinderen die hun moedertaal niet goed leren. Taalontwikkelingsstoornissen dus, en dat wordt door specialisten afgekort als TOS. En TOS staat ook al in de titel van het stripboek: Het grote TOS mysterie. Wat aliens en robots ons kunnen leren over taal. Ik ben enthousiast over de poging, maar nogal teleurgesteld over resultaat. Ook nadat ik het voor de twee keer gelezen had, kon ik het verhaal niet geheel volgen. Nu hoor ik, als universitair taalkundige op jaren natuurlijk niet tot de doelgroep van kinderen van ongeveer tien jaar. Hoe komt het dat ik het niet helemaal kan volgen?

Ik begrijp dat het boek gebaseerd is op “echte” experimenten. Experimenten die een licht moeten kunnen werpen op de verwerving van taal, en vooral hoe kinderen met TOS (je weet nu wat dat betekent) daar problemen mee hebben. Daarom hebben ze een experiment ontworpen, in het stripboek, en ik neem aan ook in de werkelijke wereld. Het experiment gaat als volgt. Kinderen luistern naar een robot die een onbekende taal spreekt. Alle zinnen bestaan uit drie woorden. Elke keer als een zin eindigt op LUT, moeten ze op een groene knop drukken. Elke keer als dat niet zo is, drukken ze op de rode knop. Nu is het zo dat, als de zin met TEP begint, eindigt hij altijd met LUT. En kinderen krijgen het door, ze drukken op een gegeven moment al op de knop als ze TEP horen als eerste woord. Maar kinderen met TOS, die herkennen dit talige patroon niet. Die worden niet beter. Die merken het patroon tussen het eerste woord TEP en het laatste woord LUT niet. Ik trouwens ook niet, in de schriftelijke versie in het stripboek. Misschien heb ik ook een ongediagnosticeerde TOS.

Resized 20220428 154124 copy
Tep? Lut? Wadim?

Dit type patroonherkenning kun je ook onderzoeken zonder taal. Dat is het idee. Bijvoorbeeld door kinderen aliens te laten helpen met het aan boord gaan van hun ruimteschip. Ook door het drukken op een knop. En daar hebben kinderen met TOS geen moeite mee. Dus het zijn eigenlijk normale kinderen, afgezien van hun taalafwijking.

En nu het stripverhaal. Een paar kinderen spelen met een bal, en Jeroen schopt de bal per ongeluk door een raam. Het blijkt de werkplek te zijn van professor Roos, en zij legt de kinderen uit dat ze taalontwikkelingsstoornissen onderzoekt. Dat vinden ze machtig interessant. Het komt goed uit dat één van de kinderen, Jeroen een TOS heeft. Roos neemt de gelegenheid te baat om de kinderen het bovengenoemde experiment te laten doen, en het blijkt dat Jeroen het taalexperiment inderdaad niet zo goed doet, maar bij het experiment met de aliens, is hij het die ontdekt dat er een alien wil voordringen op weg naar het ruimteschip. Hij heeft gezien dat ze in groepjes van drie horen te vertrekken. Dus Jeroen is eigenlijk normaal begaafd, maar hij kan zich niet zo goed uitdrukken, en daarom wordt hij wel eens agressief en gefrustreerd, en daarom helpt professor Roos met haar onderzoek zulke kinderen. Jeroen hoort er dus helemaal bij.

aliens
Jeroen is erbij!

Nu vind ik het experiment niet zo goed doordacht. Visuele groepjes van drie (want daar gaat het blijkbaar om), en een link tussen het eerste en het laatste woord zijn niet equivalent. Ze omvatten in mijn ogen niet dezelfde taak. Misschien is het in het stripboek beschreven experiment niet een echt experiment, alleen maar iets om een experiment met een kontrolegroep, of parallel experiment te illustreren. Ik meen niet dat het een inzicht verschaft in patroonherkenning. Maar goed, het is een stripboek voor kinderen. Niet voor grumpy old men.

Hoe is het als stripboek? Ik denk dat het voor kinderen van 10 niet beter te volgen is dan voor een volwassene. Hier en daar gebruikt Professor Roos ook wat moeilijke woorden (zoals “auditieve”), die daarna weliswaar verklaard worden, maar waarvoor zou je zulke termen gebruiken als je ze kunt vermijden? Het is wel goed getekend, met een dosis humor en andere in stripverhalen gebruikelijke visualiseringen. Tienjarigen kunnen waarschijnlijk het verhaal volgen, maar ik denk dat het experiment ze boven de pet gaat.

Iets anders dat me vreemd overkomt, maar mogelijkerwijs schiet mijn kennis van Nederlandse taalontwikkelingsstoornissen me te kort, zijn de uitingen van Jeroen. Het zijn er niet veel, maar ze lijken mij behoorlijk atypisch voor kinderen met TOS. Ik kan me vergissen, maar zinnen als “Andere kinderen lacht vaak maar ik vin niet leuk” en over het gooien van een bal: “en jij naar ik” lijken meer op verzonnen zinnen met vreemde fouten dan op iets wat in natuurlijke taal met TOS voorkomt.

De laatste bladzijden verklaren begrippen als taal, grammatica en TOS voor kinderen, en dat is een goede tekst. Er zijn ook een paar opdrachten, en die lijken me aan de lastige kant voor tienjarigen, maar met hulp van een onderwijzer zijn ze wel uit te voeren. Het onderzoek is, verklaren ze hier, gebaseerd op het proefschrift van Imme Lammertink. Proefschrift van het jaar 2021.

0002099 detecting patterns relating statistical learning to language proficiency in children with and withou 328
De dissertatie

De titel van het proefschrift wordt alleen in het Engels gegeven, en die titel zou natuurlijk vertaald moeten worden, of in begrijpelijke Nederlandse taal worden omgezet. En wat is “promotieonderzoek”? Ik denk dat ik zelf op mijn achttiende nog geen idee had wat dat was. Dat had omschreven kunnen worden als een heel dik boek waar iemand jaren over nagedacht heeft of zo.

Kortom, een uitstekend initiatief om taalontwikkelingsstoornissen op zo’n manier aan de man en het kind te brengen, en alle lof hierom voor uitgever Levendig. Ik twijfel echter of ze de doelgroep bereiken. Levendig heeft ook een ander taalboek uitgebracht, Het Taalmonster van Kaat.

Het grote TOS mysterie. Wat aliens en robots ons kunnen leren over taal. Illustraties en auteur: Wouter Goudswaard | Auteur: Imme Lammertink.

ISBN 9789083183756 | Hardcover, 24 pagina’s | € 12,50

https://www.uva.nl/en/profile/l/a/i.l.lammertink/i.l.lammertink.html

 

https://studiogoudbaard.nl

 

https://boekwinkel.levendiguitgever.nl/home/132-het-grote-tos-mysterie.html

 

HetGroteTOSMysterie cover 730x1024 1

Peter Bakker is als linguist verbonden aan de Universiteit van Aarhus, Denemarken. Zijn interesses binnen de taalkunde spannen breed. Incidenteel geeft hij onderwijs over taalverwerving.

 

2 gedachten over “Jeroen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Over een stripboek over taalwetenschap.”

  1. Wat leuk dat het stripboek ook in Denemarken is opgepikt en dank voor deze eerlijke recensie. De recensie laat volgens mij goed zien wat een uitdaging het is geweest om een wetenschappelijk onderzoek te verstrippen. Hierbij zijn ook een aantal nuances verloren gegaan. Hierdoor zijn sommige dingen misschien minder goed te begrijpen. Zoals Peter inderdaad schrijft meten de twee beschreven experimenten wat anders. Dit verschil (en de mogelijke gevolgen daarvan) bespreek ik in mijn proefschrift uitgebreid, maar leek ons voor het stripverhaal en de doelgroep niet direct relevant.

    Peter vraagt zich ook af hoe representatief het taalgebruik van Jeroen is voor kinderen met een TOS. Bij het maken van het stripboek hebben we hulp gehad van een logopedist die dagelijks met kinderen met TOS werkt. De zinnen van Jeroen zijn gebaseerd op taaluitingen die de logopedist regelmatig hoort. Hoewel niet alle kinderen met TOS moeite hebben met het vervoegen van werkwoorden (ik vin niet leuk) en persoonlijk voornaamwoorden (jij naar ik) zijn het wel grammaticale aspecten die vaak lastig zijn voor deze groep kinderen.

    Beantwoorden

Plaats een reactie