Jan Eijkelboom, dichter van Dordt, door een half dozijn talen geïnspireerd

Als je in Denemarken of in Noord-Amerika in een boekwinkel komt, dan zijn er schappen vol biografieën te vinden. Ik heb nooit zo goed begrepen waarom zoveel mensen over het leven van anderen willen lezen.

Nu heb ik zojuist voor het eerst van mijn leven een biografie gelezen. Nee wacht, ik heb ook ooit een biografie van de Deense taalkundige Eli Fischer-Jørgensen gelezen – en gerecenseerd. Het lezen van nog een biografie beviel me eigenlijk goed. Het is het levensverhaal van Jan Eijkelboom, de beroemde laatbloeiende dichter uit Dordrecht. Ik kende hem namelijk. Of kennen? Hij was de vader van mijn beste vriend uit mijn gymnasiumtijd, zijn oudste zoon Kors. Ik heb hem ontelbare malen meegemaakt omdat ik vaak bij het gezin Eijkelboom over de vloer kwam. Toen ik van Kors van de zomer hoorde, dat er najaar 2021 een biografie over zijn vader uit zou komen, heb ik een recensie-eksemplaar aangevraagd. Voor Lingoblog. Voor een taal-recensie. Dat vond de uitgeverij een leuk idee. En na enige omzwervingen (Amsterdam-Heiloo-Aarhus-Heiloo-Aarhus), dankzij de ondoorgrondelijke wegen van de Deense posterijen, belandde het boek uiteindelijk op mijn deurmat.

5f0e9 9789029542425 cvr 184x281 1

Er is wel het een en ander over taal te zeggen naar aanleiding van deze biografie. Jan Eijkelboom was geboren en opgegroeid rond en in Dordrecht. Hij had in Dordt op school gezeten, en het gymnasium in Rotterdam doorlopen (15-20 minuten per trein), en dat afgemaakt, niet met supergoede cijfers, maar hij had daar blijkbaar redelijk goed Frans, Engels, Latijn en Grieks geleerd. Hij gebruikte in elk geval in zijn latere leven als dichter regelmatig Latijnse citaten, zelfs een keer als de titel van één van zijn dichtbundels. Ook Frans citeerde hij regelmatig. Zijn vrouw was onderwijzeres Frans, dus dat is niet zo verwonderlijk. Ze waren natuurlijk regelmatig in Frankrijk op vakantie. Hij heeft ook poëtische teksten uit klassiek Grieks vertaald. Of hij Duits kende, is wat onduidelijker. In het latere deel van de oorlog moest hij onderduiken, en in het begin van de oorlog had hij voedsel en soms ook wapens geleverd aan verzetslieden die zich in de natuurgebieden rond Dordrecht verborgen hielden. Duitsgezind was hij in elk geval niet.

In 1945, enkele maanden na de oorlog, had hij, avonturier als hij was, een overeenkomst getekend dat hij overal ter wereld ingezet kon worden waar de Nederlandse Minister van Oorlog dat nodig achtte. De dichter Slauerhoff, die de wereldzeeën bevoer, was één van zijn helden. Jan Eijkelboom wilde ook meer van de wereld zien dan de Drechtstreek. Hetzelfde jaar al werd hij naar Engeland en Schotland gestuurd voor militaire training en daar kwam hij terecht in een kazerne waar hij ingewijd werd in het gebruik van vuurwapens. Vanaf 1947 was hij in Indonesië op het eiland Java gestationeerd, waarvandaan hij in februari 1950 per boot terugkeerde, vlak voor zijn 24everjaardag. Hij had tijdens zijn verblijf op het grote eiland Java Maleis geleerd. Niet het moeilijke Javaans, maar de lingua franca Maleis, dat later tot de Indonesische standaardtaal zou uitgroeien. Hij had op Java een verhouding gehad met een jonge Javaanse, Soemiati. De gedichten die zij aan hem gegeven had, heeft hij altijd bewaard (al ontdekte hij dat zij ze niet zelf had geschreven). Enige jaren na terugkomst publiceerde hij een verhaal over haar in het tijdschrift Libertinage, getiteld “De terugtocht”. Daarin citeert hij zelfs nog een Maleise uiting van haar Saya minta dibunuh “ik verzoek/verzocht gedood te worden”. Dit tragisch liefdesverhaal was voor hem wellicht een prettige herinnering die moest compenseren voor zijn gruwelijke ervaringen als deelnemer aan Nederlandse zijde aan de zogeheten “politionele acties” die het Indonesische streven naar onafhankelijkheid moesten onderdrukken. Verder had zijn deelname ongetwijfeld een PTSD tot gevolg gehad, een post-traumatisch stresssyndroom. Ik denk dat dit inderdaad daarna geleid heeft tot zijn overmatig alcoholgebruik. Hij heeft niet veel over gevechtshandelingen geschreven of verteld, maar hij heeft er de dood in ogen gezien. Een aantal soldaten van zijn bataljon overleefden het niet, ook mannen die net naast hem stonden. Vuurgevechten, bermbommen, trekbommen, standrechtelijke executies, omgekomen kameraden, onthoofde informanten: hij heeft het allemaal meegemaakt. Of hij zelf mensen heeft moeten doden, blijft in het ongewis.

Later in zijn leven, toen er een aantal historische gebeurtenissen in Nederland zijn gedachten, waarschijnlijk ongewild, terugbrachten naar zijn dagen op Java, probeerde hij Indonesisch te lezen, maar hij kende de taal niet goed genoeg meer.

Dit waren zijn vreemde talen. Klassiek Grieks, Latijn, Frans, Engels, Maleis had hij dus geleerd. Wat met het Nederlands? Hij werd als snel journalist, van het bekende studentenblad Propria Cures (1954-1956), nu in zijn 132e jaargang, en later voor het progressieve weekblad Vrij Nederland, dat uit het anti-Duitse verzet was voortgekomen. Hij was ook redacteur bij de socialistische krant Het Vrije Volk en enige jaren hoofdredacteur van De Dordtenaar. Daar wil ik het niet over hebben. Alleen over de Nederlandse taal in zijn gedichten.

20141710 Filterunits houden stenen op hun plaats Damiatebolwerk Dordrecht Tstolk 002 1
Filterunits houden stenen op hun plaats Damiatebolwerk. De dichtregels “Wat blijft komt nooit terug” blijven. Fotobron : Dordt Centraal / Stolk Fotografie.  ©Thymen stolk Fotograaf.

Voor mij ligt zijn “boek”debuut, de gedichtenbundel “Wat blijft komt nooit terug”, uit het jaar 1979. Toen was hij al 53 jaar. De titel verwijst volgens mij (onder andere) naar zijn traumatische belevenissen in zijn jonge jaren: die gebeurtenissen komen niet terug, omdat ze nooit vergeten zijn. Misschien ook naar de alcohol die een grote rol speelden in zijn leven en zijn werk. Meerdere gedichten in de bundel gaan over alcoholgebruik.

Vóór zijn debuut had Jan Eijkelboom wel eerder een paar gedichten gepubliceerd in tijdschriften, vertalingen uit het Engels ook. Zijn eigen gedichten handelen typisch over alledaagse dingen die met zorgvuldige bewoordingen beschreven worden. Zijn taalgebruik is lichtelijk archaïsch en duidelijk beïnvloed door zijn gereformeerde opvoeding. Bovendien heeft hij profijt gehad van zijn scholing met de klassieken en al op school een grondige kennis van de Engelse taal verkregen, ook in oudere stadia: een van de gedichten in de bundel is bewerkt naar een 16e-eeuws Engels voorbeeld. Het eerste gedicht, waarin hij beschrijft hoe hij ’s nachts het echtelijk bed verlaat op zoek naar (vermoed ik) een slok alcohol en daarbij door de katten wordt begroet, heet “borborygmes”. Ik moest het zelf ook opzoeken, dat zijn geluiden van de darmen. Er is ook een korte versie te lezen in het boekje van Dante’s Goddelijke Komedie, die hij De kleine komedie noemt – een toespeling naar een theater in Amsterdam. Daarin gebruikt hij een Italiaans motto, een vertaald citaat van de Britse dichter Yeats en een zin in het Engels.

Het zijn gedichten die alledaags zijn maar ook vaak subtiele verwijzingen bevatten naar andere literaire teksten, de klassieken en misschien ook de Bijbel. Daarom is zijn poëzie een genoegen voor intellectuelen, die de subtiele verwijzingen herkennen, terwijl zijn gedichten ook begrijpelijk zijn, op een ander niveau, voor anderen die de dagelijkse beslommeringen herkennen en beschrijvingen van urbane en landelijke landschappen waarderen.

Soms rijmen zijn dichtregels, soms niet. Het zijn mooie zinnen, maar bijna nooit geschreven in een stram ritme.

Unknown 44
De Wijnhaven in Dordrecht.

Ik heb geprobeerd zijn gedicht “Wijnhaven” naar het Deens te vertalen. Daar is in bijna alle regels “halfrijm” gebruikt. Ik herinner me dat hij zich had laten inspireren door de dichter Hendrik de Vries. De Wijnhaven is een binnenhaven in de gemeente Dordrecht. De achtergevels van een aantal huizen liggen direct aan het water. Dordrecht is de oudste stad van Holland, en, gelegen op een eiland omgeven door bevaarbare rivieren, vanouds een handelscentrum voor scheepvaartverkeer. Hier volgt mijn vertaling naar het Deens:

 

Wijnhaven (Vinhavnen)

 

Støttepiller, som også begynder at rådne,

forhindrer huset i at styrte sammen.

 

Slyngplanter trængte gennem vinduer

så det i november så ud som om her

 

i den vakkelvorne veranda

folk stadig tog sig af deres planter.

 

Men den bedrageriske fest med grønt

består nu af et skrumpende brunt,

 

mens udefra de nøgne ranker

omklamrer huset som de forankrer.

 

Indtil denne vaklende ligevægt

af en kat, en landstryger, måske mig selv

 

tilintetgøres og sten for sten

forsvinder ned i havnens vand.

 

En lunken flodbølge viser dog:

Her stod en gang et fornemt hus hvor

 

parykklædte købmænd betragtede

hvordan det i havnen myldrede

 

med fattigfolk der skabte profit

som bidrog til de riges rolige magt.

 

Det som forblev i live var blot vand

og huset. Men kun for en kort stund.

 

Het origineel kan hier gevonden worden:

https://www.dbnl.org/tekst/eijk005watb01_01/eijk005watb01_01_0013.php

Neerlandicus Kees van ‘t Hoff heeft tien jaar dagelijks aan de biografie van Jan Eijkelboom gewerkt. Eerder had hij een bloemlezing samengesteld van de poëziebundels van de Dordtse dichter. Een van de mooie dingen van de biografie is dat Van ‘t Hof heel regelmatig uit de gedichten citeert wanneer die betrekking hebben op gebeurtenissen uit het leven van Jan Eijkelboom, of verwijzen naar plaatsen in de stad waar hij zijn hart aan verknocht had. De gedichten worden daardoor extra levendig. Ja, ik vond het een mooi boek, en ik heb het in een paar dagen uitgelezen. Het was voor mij extra boeiend omdat ik de man persoonlijk kende. Voor mensen die zijn gedichten kennen, lijkt het me ook een genoegen om de biografie te lezen. Er zijn wel een aantal details die niet kloppen en de chronologie lijkt me af en toe niet helemaal correct. Ondanks dat, vond ik het een grootse prestatie van de biograaf. Zijn taalgebruik is helder. Het leven van Jan Eijkelboom blijkt een reis tussen de zelfkant van het alcoholisme, het alledaagse gezinsleven, de liefde, het dagelijkse werk, met als onwaarschijnlijke verbindingsfaktor de poëzie. Met gevaar voor eigen leven.

 

Fotoonderschrift:

De titel van zijn eerste dichtbundel “Wat blijft komt nooit terug” is ingebeiteld op een plek waar water en land elkaar ontmoetten, dicht bij een plek waar hij gewoond had.

 

Engelse vertaling van de Terugtocht:

https://www.indonesiamatters.com/24881/the-retreat-jan-eykelboom/

 

Na het schrijven van dit stuk kwam mij ter ore dat er ook een studie is van de taal in de poëzie van Jan Eijkelboom.

“Een bezetenheid zo bijna kalm – de poëzie van Jan Eijkelboom”, geschreven door Rémon van Gemeren, Uitgeverij Lieverse, Dordrecht 2013.

 

Kees van ’t Hof. 2021. Nooit het hele hart. J. Eijkelboom. Een biografie. Amsterdam: De Arbeiderspers.

 

Peter Bakker groeide op in Dordrecht, zat daar ooit op het gymnasium en had redelijke cijfers voor de talenvakken. Jan Eijkelbooms zwager Simon Dik haalde hem over in Amsterdam Algemene Taalwetenschap te gaan studeren.Nu is hij senior lektor taalwetenschap in Aarhus, Denemarken.

Plaats een reactie